HUISLITURGIE IN CORONA-TIJDEN – 20/6/2021

Nav de corona-maatregelen kan de gemeenschap tijdelijk niet meer samen komen in de vertrouwde Minnewaterkapel. Er werd beslist om over te stappen naar een huisliturgie. Elke abonnee op de nieuwsbrief krijgt de link doorgestuurd met de teksten en de muziek voor de volgende viering.

Op zondag om 10u30 of op een ander moment dat je past kan wie wil van thuis uit met deze insteek aan de slag, in de wetenschap dat de rest van de gemeenschap met haar of hem verbonden is.

Praktisch:

  • Een kleine waarschuwing vooraf: zet je volumeknop in het begin niet te luid om niet verrast te worden!
  • Hoe gebruik ik dit?
    • je kunt op de tablet of de PC scrollen door de tekst die je hieronder vindt. De muziek staat op de juiste plaats waar je hem nodig hebt.
    • Als je het makkelijker vindt om de tekst af te printen, die kun je in makkelijk af te drukken vorm vinden onder deze link (10 bladzijden). Er staat aangegeven waar welke muziek wordt gebruikt (zie hieronder).

————–

Afbeelding: Kees de Kort

————–


Een vanitas om dit vreemde werkjaar te eindigen.

Il tempo di una vita
E’ fragile si sa.
Quando sarà finita,
Che cosa resterà?
Forse una luce ardente
O forse il buio errante;
La morte, ohimè! m’uccide,
Il tempo tutto frange.
Hoggi si ride
E poi diman si piange.

La strada è giunta al fine
E comprendo la mia età;
Vedo nel bianco crine
La sua caducità;
Giammai penso al passato
O ad un futur non nato;
La morte, ohimè! produce
Terror ch’el Cor m’ingombra.
Hoggi siam luce
E poi diman siam ombra.

Dovrò tener tesori
Se nudo io morirò?
O ricercar gli onori
che presto io lascerò?
Perché cercar mia speme
Or che son l’hore estreme?
La morte, ohimè! si pasce
Di vanità del core.
Hoggi si nasce
E poi diman si more.

De tijdsduur van een leven
Is breekbaar, en dat weet men.
Wanneer het zal voorbij zijn,
Wat blijft er dan nog over?
Misschien een gloeiend licht
Misschien het zwervend donker;
De dood, helaas! vermoordt mij,
De tijd maakt alles stuk.
Vandaag nog is het lachen
Maar morgen reeds dan weent men.

De weg is op zijn einde
Ik zie het aan mijn jaren;
Ik zie aan witte haren
Dat ik versleten ben.
Nooit denk ik aan ’t verleden
Of aan wat nog niet is;
De dood, helaas! die schept
Een angst die vult mijn hart.
Vandaag nog zijn we lichten
Maar morgen wel reeds schimmen.

Moet ik nog geld bewaren
Als ik toch naakt moet sterven?
Of eer en titels werven
Die ik zo snel moet derven?
Waarom nog hoop verzoeken
In ’t allerlaatste uur?
De dood, helaas! die voedt zich
Aan ijdelheid der harten.
Vandaag is ’t de geboorte
Maar morgen reeds het sterven.
(eigen vertaling)

Noot: Dit werk wordt uitgevoerd door Vox Luminis op het openingsconcert van het MAfestival op 6 augustus in het Concertgebouw!

————–

KAARS – KRUISTEKEN – GEDACHTENIS

in de Naam van God – Ik zal er zijn,
in de naam van Jezus – Hebt elkaar lief,
in de kracht van de Geest die het aangezicht van deze aarde zal vernieuwen

————–

LIED
Versie 1: luisterlied
Versie 2: met koor



Op mijn levenslange reizen
twijfel donker achtervolgt mij
liefde blind holt voor mij uit –
zing ik steeds op andere wijzen
over wie ik niet kan spreken,
zing ik: ‘Ooit mijn hart te breken,
ooit mijn hart voor jou te breken’.

Opgereisd, pas halverwege,
met een keel kapot gezongen
met een hart voor wie gebroken
kruip in onder dorenstruiken,
druk mijn ogen in de aarde,
smeek dat nu het eind zal komen,
smeek de dood, dat hij zal komen.

mmmmm
Spoorloos trok voorbij de twijfel
waar ik lag. De liefde keerde,
zag mij, bracht mij drank en spijze,
deed mij opstaan uit de dood.
Nog een leven zal ik reizen.
Nooit meer zonder reisgenoot.

————–

OPENINGSGEBED (geïnspireerd door Apeldoorn)

Heer God, als uw Zoon en onze broeder in de Paasnacht is opgestaan,
dan ook onze moed om te doen als hij.
Want als Hij is opgestaan in die vroege ochtend,
dan ook onze wil om hem te volgen.
Want als hij is opgestaan,
dan ook ons geloof dat het donker niet het laatste woord spreekt.
Als er iets nieuw is deze dag is het onze liefde,
geboren uit hem en bestemd voor de wereld.
Want als er iets is opgestaan
is het ons antwoord op: HEB JE ME LIEF?

————–

STILTE

Maar de stilte is een tweestemmig lied, waarin God en de mens elkaar raken.
(een oneliner van de dichter Guillaume van de Graft)

————–

INLEIDING OP DE LEZING

Eerst dit fragment om het lezen van het Evangelie te oriënteren, uit de eerste brief van Petrus (1Pe 3, 14-15):

“Wees niet bang voor de mensen en laat u door niets in verwarring brengen; erken Christus als Heer en eer hem met heel uw hart. Vraagt iemand u waarop de hoop die in u leeft gebaseerd is, wees dan steeds bereid om u te verantwoorden.”


Op de ene oever van het meer van Genesareth vertelt Jezus parabels over het Rijk Gods, op de andere oever geneest hij een ‘gebonden’ man die in spelonken leeft. Daartussen staat het verhaal over de hevige storm op het meer. Van het woord naar de daad, niet zonder overrompeling voor de leerlingen…

Wat de tekst zelf betreft, bestaan er in vertaling verschillende versies, maar deze staat in de tegenwoordige tijd, is dus actueel, voor ons…

Als je mee met Jezus in de boot stapt, komt er gegarandeerd storm. Het gaat niet zomaar om een toevallige storm, een crisis of een moeilijk moment dat in elk mensenleven wel opdaagt. Neen, het is een storm eigen aan ons christen zijn, die ons uit onze comfortzone wegrukt: OMDAT we in die (christen)boot stappen moeten we de strijd aangaan tegen de onrechtvaardige gevestigde orde, tegen het ‘politiek correct’ zijn (zie de vorige viering !) en aan het Rijk Gods werken. Maar ook vechten tegen onze eigen twijfels en ontmoediging, onze kleingelovigheid en lafhartigheid, tegen ons ‘gebonden’ zijn.

De woordkeuze van de grondtekst is immers soms hard: niet zomaar een beetje bang, maar lafhartig, zonder moed. Niet zomaar een tekort aan geloof, maar groot gebrek aan vertrouwen, geen trouw aan een belofte, geen standvastigheid in onze missie.
De stilte en de rust die ons worden toegezegd worden bevochten op ons ongeloof. Om dan te delen in het godsvertrouwen dat stormen kleinkrijgt en ons verder steunt in onze roeping.

Vraagt dit niet om metanoia, om ommekeer? Kome wat komt!
Peut-être, kan zijn, vandaag…

————–

LEZING – Mc 4, 35-41 (Naardense Bijbel en Griekse brontekst)

Op díe dag zegt hij tot hen,
terwijl het schemerig wordt:
laten we doorsteken naar de overkant!

Ze laten de schare gaan
en nemen hem met zich mee,
in de boot, zoals hij (eraan toe) geweest is;
andere boten zijn bij hem geweest.

Dan geschiedt er een grootse stormwind,-
de golven hebben zich op de boot geworpen,
zodat de boot gelijk al volliep.

Híj heeft in het achterschip
op een hoofdkussen liggen slapen!
Ze wekken hem en zeggen tot hem:
leermeester, raakt het u niet
dat we vergaan?

Dan helemaal ontwaakt
straft hij de wind af en zegt tot de zee:

zwijg jij, houd je koest!-
en de wind gaat liggen
en er geschiedt een grote stilte.

Hij zegt tot hen:
waarom zo bangelijk?-
hoe kunt ge zo zonder geloof zijn?

Zij worden bevreesd met grote vrees,
en hebben tot elkaar gezegd:
wie is híj dan wel,
dat én de wind én de zee
hem onderhorig is?

Καὶ λέγει αὐτοῖς ἐν ἐκείνῃ τῇ ἡμέρᾳ
ὀψίας γενομένης
Διέλθωμεν εἰς τὸ πέραν.

καὶ ἀφέντες τὸν ὄχλον
παραλαμβάνουσιν αὐτὸν
ὡς ἦν ἐν τῷ πλοίῳ,

καὶ ἄλλα πλοῖα ἦν μετ’ αὐτοῦ.

καὶ γίνεται λαῖλαψ μεγάλη ἀνέμου,

καὶ τὰ κύματα ἐπέβαλλεν εἰς τὸ πλοῖον,

ὥστε ἤδη γεμίζεσθαι τὸ πλοῖον.

καὶ αὐτὸς ἦν ἐν τῇ πρύμνῃ
ἐπὶ τὸ προσκεφάλαιον καθεύδων·
καὶ ἐγείρουσιν αὐτὸν καὶ λέγουσιν αὐτῷ
Διδάσκαλε, οὐ μέλει σοι
ὅτι ἀπολλύμεθα;

καὶ διεγερθεὶς
ἐπετίμησεν τῷ ἀνέμῳ καὶ εἶπεν τῇ θαλάσσῃ
Σιώπα, πεφίμωσο.
καὶ ἐκόπασεν ὁ ἄνεμος,
καὶ ἐγένετο γαλήνη μεγάλη.

καὶ εἶπεν αὐτοῖς
Τί δειλοί ἐστε οὕτως;
πῶς οὐκ ἔχετε πίστιν;

καὶ ἐφοβήθησαν φόβον μέγαν,
καὶ ἔλεγον πρὸς ἀλλήλους
Τίς ἄρα οὗτός ἐστιν,
ὅτι καὶ ὁ ἄνεμος καὶ ἡ θάλασσα
ὑπακούει αὐτῷ;

————–

LIED


Voor mij alleen de weg.
Voor mij alleen.
Zoals een albatros alleen moet gaan.
Zoals mijn onbevreesde zuster maan
die zelf de nacht verlicht die zij doorstaat,
die zelf de nacht verlicht die zij doorstaat.

Geen huis meer achter mij,
geen huis meer voor.
Alleen de woorden die ik in mij hoor,
alsof een medestem mij kent en leidt.
Ik kan niet anders dan in luister gaan.
Als had ik vleugels, deed ik sterren aan.
Met u alleen de weg, met u alleen.
Met u alleen de weg, met u alleen.

————–

DELEN EN OPDRAGEN VAN VREUGDE EN VERDRIET

————–

TAFELGEBED


Gezegend zijt Gij levende God
omwille van Hem de zoon van de mensen,

woord en gestalte van uw heerlijkheid,
beeld en gelijkenis van uw trouw

die werd vernederd en gebroken,
die werd verheven in uw licht

die wordt gehoord die wordt geleefd
die komen zal in deze wereld

die ons een nieuwe naam zal geven
die onze weg is door de dood

die wij herkennen die wij verkondigen
hier in het breken van het brood.

————–

ONZE VADER – VREDESWENS – NUTTIGEN VAN BROOD EN WIJN

————–

VOORBEDEN

Nada te turbe, nada te espante,
quien a Dios tiene, nada le falta
Nada te turbe, nada te espante,
solo Dios basta

Laat niets je verontrusten,
laat niets je beangstigen:
Wie God heeft ontbreekt niets.
God alleen is genoeg

————–

SLOTGEBED – Psalm 139 (H. Oosterhuis, passim)

Mijn God, Gij peilt mijn hart en Gij kent mij,
Gij hebt mijn reizen en rusten bepaald,
En wat ik ook doe, Gij zijt ermee vertrouwd,
Gij zijt vòòr mij en Gij zijt achter mij,
Gij hebt uw hand op mij gelegd.

Uw schepping ben ik in hart en nieren,
Gij hebt mij geweven in de schoot van mijn moeder.
In mij was niets voor uw ogen verborgen
toen ik werd gevormd in het diepste geheim,
prachtig gevlochten in de schoot van de aarde.

Peil nu mijn hart, o God, en ken mij,
toets mij en weet wat er in mij omgaat.
Ik ben toch niet op een doodlopende weg?
Leid mij voort op de weg van mijn vaderen.

————–

ZEGEN – KRUISTEKEN

Zegene ons de Vader, dat we het risico nemen Jezus te volgen tot in de storm
Zegene ons de Mensenzoon, dat we elkaar bemoedigen in de storm
Zegene ons de Geest van trouw, als zachte bries die de storm doet zwijgen

————–

LIED


Die mij getrokken uit de schoot,
Mij mens genoemd hebt en geëigend,
Mijn ogen wende aan het licht,

Mijn voeten zette dat ik stond,
Mij hebt doen weten dat ik gaan kon,
Dat ik zou komen waar Gij zijt.

Die als ik neerzit aan de kant
Van weg en omweg, moe en dorstig,
Mij overschaduwt met uw Naam.
Die toen ik neerlag in het stof
Mij hebt omgeven met uw duister
Dat geen gedierte mij verslond.

Die ongezien mij trekt tot U,
U zal ik ongezien vertrouwen
Laat mij niet over aan mijzelf.

————–

DOORDENKERTJE

Slapen is geen geringe kunst: je moet er de hele dag voor wakker blijven.
(Friedrich Nietzsche)

————–

Met dank aan

  • Monique de Buck van Overstraeten met ondersteuning van Lut Cauberghs en Kevin Mouton voor deze huisliturgie
  • Lieve Boone voor de muzikale ondersteuning
  • Patrick Delanoeye voor de website

————–

Via deze link is het mogelijk opmerkingen te bezorgen over deze en vorige viering(en).

————–