HUISLITURGIE IN CORONA-TIJDEN – 08/11/2020

Nav de corona-maatregelen kan de gemeenschap tijdelijk niet meer samen komen in de vertrouwde Minnewaterkapel. Er werd beslist om over te stappen naar een huisliturgie. Elke abonnee op de nieuwsbrief krijgt de link doorgestuurd met de teksten en de muziek voor de volgende viering.

Op zondag om 10u30 of op een ander moment dat je past kan wie wil van thuis uit met deze insteek aan de slag, in de wetenschap dat de rest van de gemeenschap met haar of hem verbonden is.

Praktisch:

  • Een kleine waarschuwing vooraf: zet je volumeknop in het begin niet te luid om niet verrast te worden!
  • Hoe gebruik ik dit?
    • je kunt op de tablet of de PC scrollen door de tekst die je hieronder vindt. De muziek staat op de juiste plaats waar je hem nodig hebt.
    • Als je het makkelijker vindt om de tekst af te printen, die kun je in makkelijk af te drukken vorm vinden onder deze link (13 bladzijden). Er staat aangegeven waar welke muziek wordt gebruikt (zie hieronder).

—————–

WELKOM

Virtueel welgekomen op deze huisliturgie. De donkere dagen staan voor ons. Allerheiligen achter de rug en Kerst is nog een verre droom.

November, maand van het herdenken van onze overledenen van gisteren…

November 2020, maand van het stijgend aantal overlijdens door de pandemie maar ook van nieuwe terreuraanslagen in Frankrijk en Wenen. Deze viering heeft als thema ‘Leven… mét de dood’

We starten met een mijmering uit de pen van Kristo Van Holsbeeck


De hemelse tuinen verschralen
Verblekende blaren die dalen,
Proberen de grond te ontwijken,
Tot z’op de aarde bezwijken

Is dit niet het lot van ons allen,
-kijk daar weer één vallen-
Tot stof zal ons lijf zich ontbinden
Verwaaien in herfstige winden.

Enkel de ziel zal belanden
In de vertederde handen
Van Wie voor eeuwig bevrijdt
Van stoffelijke eindigheid

—————–

KRUISTEKEN

In deze viering willen we ons vooral virtueel verbonden voelen met velen. En hoe kunnen we dit beter doen dan door het oeroud en wereldwijd verspreid teken van verbondenheid met de Naam van God.

In de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen

—————–

EEN KAARS…

We herinneren ons het Paaslicht dat ook onze lieve doden verlicht. We steken een kaars aan voor wie ons dierbaar was en voor de mensen die deze week in eenzaamheid gestorven zijn.

—————–

OPENINGSGEBED

Gij,
gij peilt mijn hart.
Gij doorgrondt mij.
Gij weet mijn gaan en mijn staan.
Gij kent mijn gedachten van verre,
mijn reizen en trekken, mijn rusten.

Mijn wegen, alle zijn ze u bekend.
Ieder woord dat komt op mijn lippen,
onuitgesproken nog, Gij hoort het al.

Achter mij zijt Gij. En voor mij uit.
Gij legt uw handen op mij.
Dit is wat ik niet kan begrijpen, niet denken.
Dit gaat mij te boven.

Hoe zou ik uw adem ontkomen,
Waarheen vluchten voor uw aangezicht?
Beklim ik de hemel, daar zijt Gij.
Daal ik af in de aarde, daar vind ik U ook.

Had ik vleugels van morgenrood,
Vloog ik over de verste zeeën,
Ook daar: Gij. Uw hand die mij vasthoudt.

Peil nu mijn hart, doorgrond mij,
Toets mijn verborgen gedachten.
Ik ben toch niet op een doodlopende weg?
Leid mij voort, op de weg van uw dagen.

—————–

STILTE

—————–

LIED


Tijd van vloek en tijd van zegen,
tijd van droogte tijd van regen
dag van oogsten tijd van nood,
tijd van stenen tijd van brood.
Tijd van liefde nacht van waken,
uur der waarheid dag der dagen
toekomst die gekomen is,
woord dat vol van stilte is.

Tijd van troosten tijd van tranen,
tijd van mooi zijn tijd van schamen
tijd van jagen nu of nooit,
tijd van hopen dat nog ooit.
Tijd van zwijgen zin vergeten,
nergens blijven niemand weten
tijd van kruipen angst en spijt,
zee van tijd en eenzaamheid.

Wie aan dit bestaan verloren
nieuw begin heeft afgezworen,
wie het houdt bij wat hij heeft,
sterven zal hij ongeleefd.
Tijd van leven om met velen
brood en ademtocht te delen.
Wie niet geeft om zelfbehoud,
leven vindt hij honderdvoud.

—————–

LEZING

Nvdr: Wees waakzaam…want de lezing van vandaag is voorbij voor je het beseft….

Uit Mt 25 vers 13:

Wees waakzaam, want gij kent dag noch uur”

—————–

LIED


Een mens te zijn op aarde
is eens voorgoed geboren zijn
is levenslang geboortepijn.
Een mens te zijn op aarde
is leven van de wind.

De bomen hebben wortels
de bomen mogen stevig staan
maar mensen moeten verder gaan.
De bomen hebben wortels
maar mensen gaan voorbij.

De vossen hebben holen
de mensen weten heg noch steg
zijn altijd naar hun huis op weg.
De vossen hebben holen –
maar wie is onze weg?

De mensen hebben zorgen,
het brood is duur, het lichaam zwaar,
en wij verslijten aan elkaar.
Wie kent de dag van morgen?
De dood komt lang verwacht.

Een mens te zijn op aarde
is pijnlijk begenadigd zijn
en zoeken, nooit verzadigd zijn,
is rusten in de aarde
als alles is volbracht.

Hoe zullen wij volbrengen
wat door de eeuwen duren moet:
een mens te zijn die sterven moet?
Wij branden van verlangen
tot alles is voltooid.

—————–

OVERWEGING

Voor de overweging van vandaag ging Jef Truwant op zoek in ons rijk archief aan toespraken/overwegingen van 15 jaar vér. Hij koos voor een (ingekorte versie van een) overweging die Jan De Vriese bracht op 20 november 2016 met als thema ‘Leven mét de dood’


“Wie kent de dag van morgen? De dood komt langverwacht”, klinkt het in ‘Een mens te zijn op aarde’.

De tegelijkertijd te verwachten en dan toch weer onverwachte dood. Het siert Oosterhuis dat hij in zijn bijbels geïnspireerde poëzie, en daarmee ook in de liturgie, récht doet aan ons worstelen met leven en dood, en de paradoxale gevoelens waarmee dit gepaard gaat: het heen en weer geslingerd worden tussen hoop en wanhoop, tussen godsvertrouwen en godsverlatenheid. De verwondering en de verbijstering, de grootsheid en de tragiek van het menselijk bestaan.

Het is niet alleen de dood, het zijn vooral de doden, onze geliefde doden. Zal ‘Ik zal er zijn’ er ook zijn voor hen?



En de doden, vergaan in de aarde,
verstrooid op de wind, voorgoed onvindbaar,
en allen die weg zijn gegaan zonder groet-
wat heeft met hen gedaan
Hij die nooit varen laat
het werk van zijn handen?
(VL63)

In het ‘Dodenlied’ horen we geen bede, maar een bittere klacht:
Wij gaan en niemand weet waarheen
als water uitgegoten.
verstild en koud in merg en been,
en zonder reisgenoten.


In het lied ‘Een mens te zijn op aarde’ wordt de tragiek van het leven op een meer serene manier bezongen: mensen moeten verder gaan, mensen gaan voorbij, … altijd naar hun huis op weg, maar wie is onze weg?,… het brood is duur, het lichaam zwaar en wij verslijten aan elkaar,… pijnlijk begenadigd zijn en nooit verzadigd zijn.
Misschien is de tragiek hier te dragen, omdat er een hoop blijft op een einde dat geen terugvallen is in leegte, maar de volheid heeft van ‘iets tot een goed einde brengen’: ‘rusten in de aarde als alles is volbracht’. “Hoe zullen wij volbrengen wat door de eeuwen moet: een mens te zijn die sterven moet? Wij branden van verlangen tot alles is voltooid.”

Is het denkbaar dat een mens kan leven mét de dood? Kunnen we ons verzoenen met ons lot, vanuit het besef dat ons bestaan zich onvermijdelijk afspeelt in de tijd, waarin niets blijft duren – probeer je het maar eens anders voor te stellen -, en waarbij alles wat gebeurt een begin en een einde kent?

Dat is niet enkel het geval voor de tijdsschaal van een mensenleven, het geldt ook op het niveau van de macrokosmos. De wetenschap zegt ons dat met het ontstaan van de kosmos ook de tijd is ontstaan, en met de tijd het fenomeen van de tijdelijkheid van alles wat er is: zonder einde zou er geen begin kunnen zijn, als er niets voorbijgaat kan er ook niets gebeuren. In die zin sluiten leven en dood, begin en einde elkaar van meet af aan in. Er is geen ontstaan zonder vergaan. Wij maken deel uit van dit ontwikkelingsproces dat reeds 13.7 miljard jaar aan de gang is. Dit kosmische gebeuren oogt tegelijkertijd fascinerend en afschrikwekkend, wekt verwondering én verbijstering. Verwondering omwille van het onmiskenbaar creatieve proces dat zich doorheen deze evolutie voltrekt: het ontstaan van telkens weer nieuwe en onvoorspelbare fenomenen met een telkens hogere graad van complexiteit. De eerste generatie van gigantische sterren leverden de bouwstoffen waaruit nieuwe sterren en planetenstelsels konden ontstaan, op die planeten kan – gegeven de juiste omstandigheden – leven ontstaan, op de planeet aarde verscheen de mens, en met de geboorte van elk mensenkind verschijnt iets onuitgegeven nieuws. Op grond van de verwondering over dit creatieve proces, waarbij orde ontstaat uit chaos, kan het vertrouwen groeien dat het universum en deze aarde ons is gegeven als een kostbaar en zinvol geschenk: het scheppingsgeloof.

Ook al inspireert Oosterhuis zich in de eerste plaats op het verhaal van Israël, het verhaal van Abraham, Mozes en Jezus, toch is zijn poëzie niet ongevoelig voor het universeel-kosmische gebeuren waarbinnen dit bijzondere Israël-verhaal zich situeert. Integendeel: zijn dichterlijke taal is doorspekt met kosmische beelden. Zo klinkt het bv.:

“God loopt over de ruimte,
alle zonnestelsels en sterrennevels
als een akker onder zijn voeten.
Dan vindt Hij een schat in de akker verborgen,
het is deze aarde met mensen erop.
En in zijn vreugde verkoopt hij alles wat hij heeft,
zijn almacht en zijn alziend oog,
zijn hemel en zijn hel,
en koopt de aarde.”

(VL158-159)

Maar het grootse kosmische gebeuren roept ook vragen op:
Als ik de hemel schouw,
zon maan sterren daar gewrocht:
wie zijn wij dan
dat aan ons gedacht zou worden,
mens wie ben je dat je wordt geweten?

(VL197)

De verbijstering over de evolutie van het universum heeft niet enkel te maken met het feit dat aan alles onherroepelijk een einde komt, maar gaat ook over de vaststelling dat het creatieve proces zelf een vorm van destructie veronderstelt: het uitsterven van de dino ’s effende het pad voor de komst van de mens en het verschijnen van nieuwe generaties veronderstelt het verdwijnen van de vorige generatie.

De enige mogelijke uitweg uit deze paradox van verwondering en verbijstering, lijkt de hoop te zijn dat – ondanks verval – het creatieve proces blijft doorgaan. De hoop dat er ook in de toekomst – zoals in het verleden reeds het geval is geweest – nieuwe, onvermoede mogelijkheden kunnen ontstaan.

Oosterhuis verwoordt iets gelijkaardigs, wanneer hij zegt: “Met deze handen, bij vol bewustzijn en verstand, schrijf ik de gedachte op dat er een liefde is die ons in miljoenen eeuwen van menswording zo nabij is gekomen dat zij in ons geworden is tot kracht om lief te hebben…/… Ik denk dat er een god bestaat die, in miljoenen eeuwen evolutie, in mensen zoveel liefde is geworden dat zij kunnen leren elkaar lief te hebben tegen alle noodlot en verschrikkingen in – liefhebben in alle betekenissen van dat woord, hartstocht én solidariteit én trouw én ontferming.” (VL156-157)

Op deze God-liefde is onze hoop gevestigd.

Jan De Vriese
De Lier, Brugge.
Zondag 8 november 2020

  • Vermelde liederen: ‘Een mens te zijn op aarde’ en ‘Dodenlied’ in Verzameld liedboek (Liturgische gezangen op teksten van Huub Oosterhuis)
  • Huub OOSTERHUIS, Vriend voor het leven, Lannoo, Tielt, 2013. (in de tekst afgekort als VL)

—————–

LIED


Dit ene weten wij
en aan dit één
houden wij ons vast
in de duistere uren:
er is een woord
dat eeuwiglijk zal duren
en wie ’t verstaat,
die is niet meer alleen.

—————–

BROOD EN WIJN GEDEELD

Een uitnodiging tot breken van brood voor ervaringen van pijn
en schenken van wijn voor delen van vreugdevolle momenten.

—————–

ONZE VADER


Ik droomde U van jongsaf aan
mijn vader die mij draagt en kent.
Ik was nog niet gebaard in pijn,
Gij hield uw handen om mij heen.
Waar zijt Gij, nu ik oud en wijs
niet weet hoe ik mij houden moet?

Dit heb ik over U gedacht:
zoals een man zijn kinderen draagt,
hen op zijn schouders tilt, en zingt,
en weet dat zij ontroostbaar zijn,
zo draagt Gij mij en zingt mij toe
en stemt mijn ziel af op geluk

en laat mij vallen in de dood –
hoe zou ik weten wie Gij zijt.

—————–

VREDESLIED


Gij levende eerste en laatste
moeder vader God onspreekbaar
boven onze woorden uit:
zegen uw mensen
die hier nu zijn
en al uw mensen
waar ook ter wereld
doe lichten over ons uw Aangezicht
en geef ons vrede.

En geef elkaar een -niet tastbaar maar wél zichtbaar- teken van vrede…

—————–

VOORBEDEN


Roep onze namen
dat wij u horen
dat wij weer ademen
dat wij u leven.

—————–

BEMOEDIGING EN ZEGEN


Und morgen wird die Sonne wieder scheinen
Und auf dem Wege, den ich gehen werde
Wird uns, die Glücklichen, sie wieder einen
Inmitten dieser sonnenatmenden Erde . .

Und zu dem Strand, dem weiten, wogenblauen
Werden wir still und langsam niedersteigen
Stumm werden wir uns in die Augen schauen
Und auf uns sinkt des Glückes stummes Schweigen
————————————————————

En morgen zal de zon weer schijnen
en de wegen die ik bewandel
zullen ons samen weer tot groot geluk brengen
op deze van licht doorademde aarde.

En bij het eindeloze strand met blauwe golven
gaan we stil en langzaam naar beneden
blikken elkaar woordeloos in de ogen
en stil doordringt ons…
de vervulling.

—————–

Bij leven en welzijn, tot volgende week zondag!

—————–

Deze viering was een ad hoc samenwerkingsverband tussen Lieve Boone, Jef Truwant, Patrick Delanoeye, Jan De Vriese en Sabine Vanquaethem.

Via deze link is het mogelijk opmerkingen te bezorgen over deze en vorige viering(en).

—————–